Manlafi staat me samen met zijn jongste zoon Abdulkarim op te
wachten in de aankomsthal.
Op het bordje staat “Sofia Tores”, een foutje die nog al eens
gebeurd wanneer men mijn naam schrijft. Vanaf nu ben ik dus “Sofia Tores”.
Een jongeman begeleidt ons naar de wagen, mijn gastheer, die niet
meer van de jongste is, sleept mijn kar met koffers naar de wagen toe. De
jongeman doet niets om een handje toe te steken. Toch dien ik een fooi te
betalen, alsook aan de jongeman in de rolstoel die over de auto gewaakt heeft.
We gaan op weg.
Het is warm.
Overal zie ik mensen langs de baan.
Af en toe is er een wachtpost en moeten we even stoppen, normaal
gezien worden dan alle documenten van de wagen gecontroleerd, maar na een paar
vriendelijke woorden mogen we onze weg verderzetten.
Langs de weg zie ik veel mangobomen, sinaasappelbomen, papaya,…
Overal lopen schapen, koeien steken zomaar de weg over, mensen ook,
levensgevaarlijk!
Ik zie veel auto’s, maar ook veel karren met paarden of ezels,
fietsen en een paar bromfietsen.
Langs de weg staan veel winkels waar vanalles te koop is, van
garagepoorten tot vers fruit.
Manlafi praat met mij over de politieke situatie van zijn land. Er
is hoop, heel veel hoop. Tijdens het oude regime werden heel veel mensen zonder
reden opgepakt en gefolterd. Je moest steeds over je schouder kijken, niets was
veilig.
Nu, met de nieuwe president, zal alles veranderen. “We zijn
eindelijk vrij”, zegt hij.
Op 10 februari trouwt de dochter van Manlafi. Ze verwachten een heel
veel gasten, “in the hundreds”. Ik kijk al uit om de voorbereidingen en het
feest zelf mee te maken!
Op 18 februari wordt de nieuwe president gehuldigd, op “independence
day”! De ex-president vierde deze dag nooit. Een nieuw begin voor The Gambia.
We komen aan op de compound.
Aarzelend komt iedereen mij groeten, “hello, how are you?”, het
zinnetje dat ik het meest zal horen vandaag.
Manlafi toont mijn kamer. Ik zie een grote kamer met een groot tweepersoonsbed, een tafel,
twee stoelen, ik voel me verwend. Er gaat nog een deur open, ik zie een toilet en een emmer en een afvoergatje in de
grond. Ik dien water te halen aan de kraan om me dan hier te kunnen douchen,
met emmer en plastic kopje.
Ik had zoveel luxe echt niet verwacht, maar het is leuk om te weten
dat ik toch een plekje voor mezelf zal hebben de volgende 5 weken.
Ik breng de hele dag door met de familie. Ze praten “Mandinka”, ik
versta er eerlijk gezegd geen woord van. Af en toe sluipt er een Engels woord
tussen.
De dochter van Manlafi loopt heel de tijd heen en weer, ze kookt,
wast, veegt, enz… De zonen lopen af en aan, maar voeren eerlijk gezegd niet
veel uit. Huishoudelijke taken zijn in The Gambia voor de vrouw.
Er wordt mij gevraagd of ik chinese thee lust. Natuurlijk lust ik
thee. Één van de zonen van Manlafi begint met kolen op te warmen, plaatst daar
een theepot op met wat theebladeren in en begint dan aan een soort ritueel die
ik nog nooit gezien heb. Hij giet de thee uit de pot, die veranderd is in een
schuimende massa en giet dan de thee afwisselend van het ene glas in het
andere. Een bruin goedje met heel veel schuim, zo ziet de thee eruit. Als ik
het uiteindelijk, na heel veel overgieten in mijn handen krijg smaakt het
effectief naar jasmijnthee, maar dan mierzoet.
Er wordt ook constant fruit gegeten, vooral sinaasappelen. De
binnenkoer staat vol met sinaasappelbomen en iedereen plukt, als hij/zij daar
zin in heeft, gewoon een sinaasappel uit de boom. Abdulkarim, de jongste van
allemaal, heeft er volgens mij al meer dan tien opgegeten sinds ik hier
aangekomen ben.
Het eten dat ik aangeboden krijg is lekker, ik heb vandaag al twee
keer vis gegeten. ’s Middags met rijst en groeten en ’s avonds met salade en
koude frietjes. De vis is superlekker, ze mogen mij dat elke dag geven! Wel
krijg ik volgens mij telkens porties die voor 3 personen bedoeld is, ik krijg
met moeite één derde van het gigantische bord leeggegeten, waardoor ik mij
eerlijk gezegd een beetje schuldig voel. Ik probeer duidelijk te maken dat ze
de volgende keer gewoon minder moeten geven, maar dat lukt niet zo goed, gezien
ik ’s avonds weer een gigantische portie krijg.
’s Avonds wordt de stof voor de kledij van het trouwfeest
meegebracht door nog een andere dochter van Manlafi. Er wordt druk over en weer
gepraat, ik versta er geen snars van, maar er wordt ook veel gelachen.
Na het eten vertrekken we richting kleermaker om mijn maten op te
meten, ik zal dezelfde stof dragen als de rest van de vrouwen van de familie
van Manlafi op het huwelijk van zijn dochter.
Als we terugkomen, het is al pikdonker, neem ik nog eventjes plaats
buiten. De maan zorgt voor genoeg licht om nog eventjes met 7 van de kinderen
te praten buiten. Ze praten een klein mondje Engels. We komen overeen dat zij
mij Mandinka leren en dat ik hun Engels leer, een mooie overeenkomst!
Na een heel lange dag ga ik eindelijk slapen.
Wat een mooi verhaal van u. Mijn naam is Wim Nieuwenhuis, en ik zoek contacten met mensen die in Gambia wonen, want ik heb een Gambiaanse vriend aldaar en wij zijn ook wat aan het opzetten aldaar.
BeantwoordenVerwijderenGraag zou ik met u in contact willen komen.
Met vriendelijke groet
Wim Nieuwenhuis